zin: animo genoegen smaak voorliefde wens betekenis begrip gevoel gezindheid frase stemming


20.3.11

Jonge man in witte nis














als tenger kind uit de hemel gevallen
ingeëtst met levensangst

zijn trek over een smalle kam
waar troosttonen lokken
en wanhoop zuigt
naar de rust van diepe wouden

innerlijk prikken duizend distels
zijn hevig streven een wanklank
in een wrede wereld

hij schuurt is ongerieflijk
roept wakker schreeuwt hun nood
in die eeuw van haat en dood
geesten zwepen alom
klieven en keren om

*  *  *

in het duister van de belegerde stad
de naïeve vrijheid van het scheppen bewaard
een eiland in de hetze met
de schoonheid van geluidloze akkoorden

zijn nieuwtonendom heet brokkelig en saai
vrezen zij nog steeds de duivelse tritonus
van reine kwart tot bevrijde drieklank?

uitputtend zwemt hij aan de rand
stevent met taaie slagen
naar het midden - zijn doel
maakt tegen springtij geen kans

*  *  *

schrik heeft een opus uitgezweet
een woedend clavecimbel
tegen de monumentale pijpen
van de totale staat - het rijk
vanuit de hoogte bestookt

geliefde vernielde orgels
gieren door zijn hoofd
hij kan niet meer

*  *  *

na ijle a capella stemmen
galmt nu de leegte
het gas staat open
de angst verstikt

hoe hecht een oeuvre
van zesendertig jaren
in het teken van vrees

nog zingen jonge knapen:
zij zijn in vrede


“Want onze strijd is niet gericht tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, de machten, de wereldheersers van de duisternis en de geesten van het kwaad in de hemelsferen” (Ef. 6,12)

“Hun afscheid wordt als onheil gerekend en hun heengaan als verderf,
maar zij zijn in vrede” (Wijsh. 3, 1-3)

“Het probleem van zijn aanstelling is inmiddels opgelost, daar Distler zelfmoord gepleegd heeft. Het gerucht gaat dat hij niet opgewassen was tegen het conflict tussen zijn christelijk-confessionele instelling en de van hem geëiste bekering tot het nationaalsocialisme. Heil Hitler!”


© lieve de vos
19 maart 2011


Beluister Hugo Distler :
Wie der Hirsch schreiet nach frischem Wasser, so schreiet, Gott, meine Seele zu dir. Meine Seele dürstet nach Gott, nach dem lebendigen Gott. Wann werde ich dahin kommen, dass ich Gottes Angesicht schaue?

14.3.11

Turicum I



Schone stede zonder smet
Vroeg in de ochtend een invasie
die haar straten oorverdovend afschuimt
het regiment poetsmachines

Net en braaf, rijk en kil, arrogant en boers is deze stad
bevolkt door etalagepoppen die halsstarrig
voor zich uitkijken, naadloos
uit hun luxueuze appartementen gestuwd
zittend in zingende blauwe trams
die kurven draaien op het paradeplein
met in de ondergrond een onontgonnen mijn
van goudstaven

Als een houten schrijn drijft in de rivier
het elegante vrouwenbad uit een eerdere tijd
waarlangs de patroonheiligen Felix en Regula
snel als lage sloepen op de stroming glijden
door vlotte homojongens bemand
Dit water 's zomers het decor
van een zwemmarathon voor het hele gezin
en in de kersttijd kindercircus
op het eilandje

In de straatjes van het nederdorp
op een boogscheut van Beate Uhse
versperren twee society-dames
mij achteloos de imposante poort
van de predikerskerk - hevig zoenend

En in het steegje vind je stevig aan de ketting
een gratis te bedienen voetpomp voor je fiets
maar op vroege lichte zomeravonden
gaan alle deuren drievoudig op slot
met binnen stille scheldpartijen
op aanplakbriefjes bij het toilet
tegen al wie naast de pot pist
of het nest bevuilen durft
Bevolking beroemd voor haar burenruzies
om een in de waskeuken in de kelder
losbandig achtergelaten sok

Maar in obscure bars laten machtige mannen
zich als honden jankend afzwepen
door graatmagere meisjes in leder
met doorstoken aders
terwijl overjaarse junkies op de pleinen
verongelijkt naar een paar munten jengelen
om later met verwoeste levers
stil te creperen achter anonieme gevels
Sinds het park werd schoongeveegd
de wijk en buurt gefatsoeneerd
lichten de straten blauw

Desondanks blijft je herinnering haken
en kleeft in mijn kleren mijn huid
Little big city aan de Zurichsee
hoe wek je zo heimelijk in mij nog dit wee?

© jindoni
10 november 2009