zin: animo genoegen smaak voorliefde wens betekenis begrip gevoel gezindheid frase stemming


18.12.11

grieven tot het graf














laat je tasmaanse
duivels los, jij ouwe
ja die met zijn verkankerde tong
zijn builen drukken ogen
en tanden van hun plaats
endemisch is de haat
een beet van de varaan
vergif in onze bloedbaan

je zwarte gal, bah drink ik
al niet meer, lik ook je tranen
niet in deze fluïde wereld
hier zwalkt een menigte
botst met de stroom
haar maag draait een
tornado, hunkert duizelig
naar vaste grond

jouw wesp zij teistert nog
de laatste hete dagen
een kromme vinger wijst
de klaploper zijn klapstoel
geen zondag meer, de
zondaar naar de hel

de hemel zul jij wel
niet zien, misschien
je vader kermend
in een vager vuur

wij allemaal de hel? welnee
daar zijn we al geweest

wij zwijgen, elk
reist in zijn eigen trein
minuten denderen
nu daagt de dodenstad

© lieve de vos
6 oktober 2011

24.9.11

De weg naar Panormos




de mens
een zwerver
trekt 's ochtends op sandalen
langs de hete lege weg
een pelgrim zonder jakobsschelp
maar toch - de Heer
zal u bewaren

kapelletjes als staties
vastgeroest en zwart beroet
wat munten naast een dronken pit
die drijft in groene olie
volgeschonken plastic flesjes
voor het oog der Vrouwe
de icoon - het icoon

hij stijgt omhoog de sferen in
omgeurd door den en venkel
hij draagt zijn hoed met brede rand
een stok tegen de honden -
laat ze blaffen

de slinger haalt hem weer
beneden de weg bezaaid
met geitenkeutels rijpe
vijgen en tot slot: hoe
rijkelijk de zee

thalassa thalassa
ach kon je maar een duik
je ruikt er vis de katten nee
ze zijn niet meer zo mager
parakaló men schenkt je
marmelade een glas
water en tomaten
efcharisto!


© lieve de vos
14 september 2011

21.9.11

De treurnis van de dichter




dichter
je droomt je een zwaan
vergeten is de rat
als 's avonds een warme wind
zich strekt over de baai

de pelikaan
een witte maan
die op de rimpels drijft
tot de rat toebijt
de waterspiegel splijt

een motor brult
tegen de bergwand aan
geen mens kijkt op

alleen de kalkoen
in de olijfboomgaard
uit eerste slaap gewekt
heft - even - zijn kop

ach dichter
zo onaangedaan
verrekt de schijn
terwijl de lege maan
onstuitbaar verder trekt

© lieve de vos
13 september 2011

bij het gedicht: “Racine lässt sein Waffen ändern” van Günther Grass

25.8.11

De oude narcist



hij speelt met jonge meisjes
in zijn landerige hoofd
die op de dakrand staan hysterisch roepend
prevelt verliefd zijn naam

een lauwerkrans van lichtjes siert hem
in de spiegel de glans van glas
en bloemen in zijn ogen die
koel zijn als metaal

briljant niet ingesteld op twijfel
heeft hij zijn ziel verwend
is mateloos kind gebleven
verbeelding het cement van
zijn brokkelige ik
pimpt zich met schijn en ideëel
verteert heeft niets te geven

poor lonesome cowboy 's avonds
op een barkruk rookt pedant
hij staart een blondje na, zij zoekt
een ander - wie kent de diepste wens
van vrouwen? hij die zoveel van hen
het beste bood - nog dromen ze zegt
hij - het zijn geen fijne dromen

de jaren werden zuur dan bitter
hij kankert zet zichzelf te kijk
verschiet zijn pijlen in de lucht
vanuit een luizig flatje met
zijn enige en beste vriend PC
een schare virtuele fans tuk
op zijn rariteit - de solitaire wesp
recept voor heisa en schandaal

helaas je schrikt als je hem ziet
met zijn decorum van geslagen hond
beducht voor priemen die hem prikken
doet hij de deur niet open, zelfs
als er niemand belt, nog naar hem vraagt

hij sluit het scherm - geen kreet
weerkaatst in de woestijn
waar tamme dieren zwijgen
hij heeft hen lief zij
zeggen niets terug

te goeïig en naïef zo werd hij wreed
misbruikt - ze vliegen af en aan
de vogels van de haat
in deze hel de ondergrondse
de trein flitst heen, hij mist hem
telkens weer

waar blijft het tijdeloos geluk
belangeloze liefde alleen voor hem
niet weggelegd – waarom?
en wacht halsstarrig tot zij
hem te beurt zal vallen
de toverfee die alles geeft
en zelf geen wensen heeft
abrupt uit de blauwe hemel
in zijn schoot

© lieve de vos
25 augustus 2011

23.7.11

de wereld om haar as


losjes losjes vliegen klosjes
kinderen zwaaien spindels
draaien winden op en af
heen en weer

leentje koningskind
speelt de rode eekhoorn
trapezemeisje uit het circus
in dit land het liefste kind

spoeltjes wikkelen om en om
tollen zwieren één schiet weg
eekhoorntje vermetel is je
sprong wij kunnen niet meer
volgen

              o helena
              wie ist das leben
              doch so schön!


sequoia's leven duizend jaar
muggen dansen boven het moeras
water stroomt en wolken jagen
naar het vluchtpunt
jij koestert meren in de plooien
van je kleed en stilte
je slotakkoord

ach helena
wij rijden door de nacht
de leegte golft naar onbestemde verten
daar zwijgt je heldere stem
in onze kleine uurtjes
kraait de haan

              behold, and see
              if there be any sorrow
              like unto this sorrow...


je bent koud geworden
helena
ach helena



© lieve de vos
23 juli 2011
(herwerkt op 31 juli 2012)

7.7.11

Praag, juni 2011












als een tros zwammen uit de bodem van de stad
de klei met pijn gedrenkt, geleden en verleden
twaalfduizend zerken in het oog van rabbi Löw
zijn zegen voor de doden twaalf lagen hoog

          stilte
                              stilte
                                                  stilte

woekeren draden ondergronds, hebben zij daar
de kiem bewaard, bewaakt van goed en kwaad?
zie zevenenzeventig duizend namen in Pinchas' wand gegrift
de kleur van jullie tekeningen, kinderen uit Terezín
in dit beoogd museum voor een uitgestorven ras



          sst...

                    sssttil...

                              sssttilte...



hoor! deze zomermaand trekt stilte door de stad
fluisteren duizend mensen, ruisen wensen
gehoor en geest, visies, toekomstmuziek
de reuk van kelders na een regenbui vervluchtigt
de lucht vlindert van zilver, geurt van linden


ws...        wss...        wwsss...        wwsss...        wwwssss...

      frs...        ffrss...        ffrrsss...        fffrrssss...        fffrrrssss...


daartussen circuleert gezapig eigentijds verkeer
hoog op een reuzenpiëdestal knarsetandt de tijd
jij man van staal met je proleten-
rij die wachtte op de slager
weldra werd je graniet vergruizeld
de resten weggezuiverd voor een
consequente metronoom


(geen godsgericht of immanent gerecht beschikt
slechts oorzaak en gevolg tikt door
op eigen kracht)




hier een berg bloemen, kogelgaten rond de crypte
waar de wraak om Heydrich werd voltrokken
de tondel die de vlam ontstak voor Hus en Palach
liet Stalin tranen op die kaalslag van beton?
welnee, dictators huilen niet
genade voor noch na hun dood



 
luister hier: explosion of silence


nu zingt een partituur van rollende sirenen
streef naar je orgelpunt, jij avantgarde!
legertje visionairen, de orde smaakt je niet
dit volk schildert en houwt façades
legt mozaïeken van kasseitjes, lichte stoepen
paleizen rijzen uit de Moldau's vruchtbaar land
wordt er een brug gebouwd die alles overspant?
het oude zwamvlok spint een nieuwe vlucht

© jindoni
7 juli 2011

29.6.11

Turicum II



Op een gure maandag in april
voorspelt een brandende sneeuwpop
hoog boven de wei
de zomerkwaliteit
terwijl de gildenbroeders uit hun villa's aan de goudkust
naargeestig staren op bebloemde wagens
hun aftands burgerlijke glans etaleren
rond de blonde voorzitster der behoudsgezinden
die luistert naar de naam Fuhrer

En plots in de hele stad op elke vrije plek
rinkelen en blinken wit de terrasjes
flaneren koppeltjes heen en weer
en rennen kinderen op de weidse promenade
aan het meer, braadworst etend
met zwartgeblakerd boerenbrood

Bij zeldzaam heldere lucht
werpt het besneeuwde hooggebergte
een snelle blik op het af en aan van rondvaartboten
genoemd naar de huisberg van de stedeling
naar de keten die de westenwind trotseert
naar de platte heuvel die pannensteel heet
Zij varen statig van haven naar bad
van tramhalte naar treinstation
tussen meerkoeten die handig laveren
en om broodkruimels concurreren
met een aandringend leger jonge zwanen
terwijl een stukje uit de kust
futen zonder spoor verdwijnen
in de onpeilbare diepten
van de gletsjerzee

Hier kwamen uit het lieflijk glooiende achterland
lange rijen mensen over de steile pas
door het woud de heuvelrug afzakken
naar de spinnerijen in het dal

Nu in het najaar warme
gepofte kastanjes uit een stalletje
naast de verlaten afgesloten stranden
waar 's winters de sinistere blik waart
van een rij aalscholvers op de pier

Als 's zaterdagnamiddags de winkels tijdig sluiten
lang voor om zeven uur de klokken van de stad
eendrachtig luiden voor het huiselijk maal
verzink ik in de stille leegte van de avond
op mijn kamertje met mezelf alleen
Het galmend zingen van die vele
klokken in de schemering
ik zal ze blijvend missen

© jindoni
10 november 2009

22.5.11

o schöne zeit, o abendstunde


wanneer het 's avonds koeler wordt
waar zijn de meisjes heengewiekt
op engelenverenvleugels
zij slapen op de akker
tussen bloemen zijn zij thuis
hun haren zijn verstoven in de wind

maar na zo lange tijd
hoor je diep in de nacht
opnieuw die lach
zie je dat wonderlijke meisje
op een lichtend scherm

ooit door de maalstroom opgeslokt
en voor je 't weet weer
opgedoken
nog mooier nu
en onbezorgd

want kijk
zo is het
ach

er zullen altijd
meisjes zijn

© jindoni
14 mei 2011
Meisjes IV


III en IV: voor mijn nichtjes, voor Pauline

17.5.11

Het dwalen van de lente

...
de zon terug op het nog schrale gras
daar speelt een tenger meisje met haar broers
zij lacht met gaatjes tussen wisselende tanden
steekt madeliefjes in het haar en
maakt haar knietjes vuil
...
zij huilt nu
moeder kamt
en voelt een buil
...........................................er zat een rat

die knaagde

onder het schedeldak

de lente houdt haar defilé
ook al verwacht je het niet meer
en ook de meisjes
fladderen telkens weer
onder de oude ceder fleurt
een rode roos
en op het water drijft de ijle fee
onder haar zomerhoed met lange witte linten
en droomt te broos om
waar te zijn
.......................................want in haar hinderlaag

woelde de rat

de roos zij trouwde
met een petje
ergens boven amsterdam
en toen de zomer uit het zuiden kwam
hergroeiden haren dik en blond
gloeide een blos
en stond zij bloeiend
met haar baby in de armen
................................maar de rat

hij knaagde en vrat

tot de ader knapte



lachen en praten

stokte toen

de kring van synapsen brak

zij dollen aan de hemelkoepel
hollen door het luchtgewelf
met vreedzame dieren
violen en lieren
vogels en vissen met
blauwgroene schijn
...
en in de huizen branden kaarsen
waken licht en bloemen
en over 't water komt hun verre stem



                              O krancke troost! wat baat
                              de groene en gouden lover?
                              Die staatsie gaat haast over (Vondel)


© jindoni
16 mei 2011
Meisjes III

15.5.11

ubi sunt – waer bestu bleven?


Foto: trois petites filles (J.-L. Hubert, 2004)

rijdt met raven over het land
de naamloze met schijngezicht
pikt meisjes wit en zwart van schil
te zuchtig is zijn lust te fel
't gekras in glanzende kastanjes
't scharrelen in vlas en stro

een flamboyante lady
spelend met haar zoete leven
en haar troetelpoppemie
zou lijden als de beesten
door woekerwerk in
schors en merg

na 't vluchten uit zijn wrede
wereld is een kleine deerne
lang en lijdzaam weggeteerd

een ander zoog de worm van binnen
tot het barstte stroomde rood
doch eerder al bezweken er
twee zusjes in de moederschoot

zijn woede schond en smoorde
twee kleine meisjes in de goot
een hart verstrikt in strakke netten
brak en hongerde zich dood

vastgeklemd de stem gedempt
gestikt vertrok semira
vastgeklonken in de modder
en gezonken omayra
oulematou stukgeschoten
met een kleine blonde maan

drieste wet niet in te schatten
spinsels webben onontward
hoe doorleefden wij de waan

meisjes lukraak van de straat
geplukt ogen leeg
niet te bezielen door
een grief of elegie
wiegen wij in poëzie

© jindoni
14 mei 2011
Meisjes II

5.5.11

Rozemarijntjesdans




















rozemarijntje
roze madeleintje
of was het marjoleintje
marie anne of margot

broertje heette constantijntje
pff dat is een stom gedicht zegt
aardje want wie wenst nu
dood te zijn als saartje?

sara sarasvati
kwam simultaan met laksmi
op de eerste meienacht
na rozenblos en appelgeur
vond zij een eglantier
met stekeltjes en botteltjes
waartoe verbeidt zij hier?

ronde reitje op de wijze
van een stille polonaise
twintig in de rij
dertig in de rozenkrans
veertig in de meisjesdans
trappelend op het manna van
de sneeuwvlokkenboom

wanneer de tuinmuur zich
met gele sterren tooit
komt elle januarikind
verblijdt de tijd met ijs-
witte camelliarozen

want alle meisjes die gaan
knielen gaan alle meisjes
die gaan knielen gaan

© jindoni
5 mei 2011
Meisjes I


          Een speelnoot vlocht, toen 't anders niet moght zijn
          een krans van roosmarijn (Vondel)

18.4.11

Grootmoe




groot als een licht
gebogen kaars
zo kende ik je
met dat weerloze boeket
van meiklokjes

het leed zorgvuldig opgevouwen
tussen gestreken lakens
getemperd door lavendel
beheerste je oude verhalen
lezend de lengte van de nachten

woorden fijn verstrooid in stiltes
het enigma van een glimlach
al splijten scherven in je buik
alleen een floers over een
voorhoofd van grijze steen

en na de glans van dwarrelend stof
en bloeiend zevenblad
de tinteling van champagne nog op de tong
zocht je je witte doodsbloes in de koffer
vervloeiden ogen in het golvende moiré

© jindoni
17 april 2011

3.4.11

Percussie




Klankbeeld (neem je tijd, vergeet het applaus)

een mosgroen poeltje in het woud
daar ving het kloppen aan
een kiem onder het oppervlak
waar in de stilte
de specht zijn holte hakt

een sperwer stoot zijn prooi
de puls gaat verder
hupt hoppelpasjes
slaat op hol
vaart uit de bocht
een verloren hart

hoor het tikken ruisen overal
zie het ritmisch rimpelen
en hoe het golft en tokt
in een ongebroken tac-
tus    -    tok    tik    tak    ...

de beek intussen
glijdt gelijkstroom voort
onder beuken dreunt de spanning
geeft zijn sporen aan
rennende reeën

gelaten bonzen aders op de poortkamer
het sein van zwakke lading
die zwelt en krimpt met de adem

nog vaag een slag slaat
dan scherp
hapert
tot het lillend
samenklapt

© jindoni
3 april 2011

20.3.11

Jonge man in witte nis














als tenger kind uit de hemel gevallen
ingeëtst met levensangst

zijn trek over een smalle kam
waar troosttonen lokken
en wanhoop zuigt
naar de rust van diepe wouden

innerlijk prikken duizend distels
zijn hevig streven een wanklank
in een wrede wereld

hij schuurt is ongerieflijk
roept wakker schreeuwt hun nood
in die eeuw van haat en dood
geesten zwepen alom
klieven en keren om

*  *  *

in het duister van de belegerde stad
de naïeve vrijheid van het scheppen bewaard
een eiland in de hetze met
de schoonheid van geluidloze akkoorden

zijn nieuwtonendom heet brokkelig en saai
vrezen zij nog steeds de duivelse tritonus
van reine kwart tot bevrijde drieklank?

uitputtend zwemt hij aan de rand
stevent met taaie slagen
naar het midden - zijn doel
maakt tegen springtij geen kans

*  *  *

schrik heeft een opus uitgezweet
een woedend clavecimbel
tegen de monumentale pijpen
van de totale staat - het rijk
vanuit de hoogte bestookt

geliefde vernielde orgels
gieren door zijn hoofd
hij kan niet meer

*  *  *

na ijle a capella stemmen
galmt nu de leegte
het gas staat open
de angst verstikt

hoe hecht een oeuvre
van zesendertig jaren
in het teken van vrees

nog zingen jonge knapen:
zij zijn in vrede


“Want onze strijd is niet gericht tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, de machten, de wereldheersers van de duisternis en de geesten van het kwaad in de hemelsferen” (Ef. 6,12)

“Hun afscheid wordt als onheil gerekend en hun heengaan als verderf,
maar zij zijn in vrede” (Wijsh. 3, 1-3)

“Het probleem van zijn aanstelling is inmiddels opgelost, daar Distler zelfmoord gepleegd heeft. Het gerucht gaat dat hij niet opgewassen was tegen het conflict tussen zijn christelijk-confessionele instelling en de van hem geëiste bekering tot het nationaalsocialisme. Heil Hitler!”


© lieve de vos
19 maart 2011


Beluister Hugo Distler :
Wie der Hirsch schreiet nach frischem Wasser, so schreiet, Gott, meine Seele zu dir. Meine Seele dürstet nach Gott, nach dem lebendigen Gott. Wann werde ich dahin kommen, dass ich Gottes Angesicht schaue?

14.3.11

Turicum I



Schone stede zonder smet
Vroeg in de ochtend een invasie
die haar straten oorverdovend afschuimt
het regiment poetsmachines

Net en braaf, rijk en kil, arrogant en boers is deze stad
bevolkt door etalagepoppen die halsstarrig
voor zich uitkijken, naadloos
uit hun luxueuze appartementen gestuwd
zittend in zingende blauwe trams
die kurven draaien op het paradeplein
met in de ondergrond een onontgonnen mijn
van goudstaven

Als een houten schrijn drijft in de rivier
het elegante vrouwenbad uit een eerdere tijd
waarlangs de patroonheiligen Felix en Regula
snel als lage sloepen op de stroming glijden
door vlotte homojongens bemand
Dit water 's zomers het decor
van een zwemmarathon voor het hele gezin
en in de kersttijd kindercircus
op het eilandje

In de straatjes van het nederdorp
op een boogscheut van Beate Uhse
versperren twee society-dames
mij achteloos de imposante poort
van de predikerskerk - hevig zoenend

En in het steegje vind je stevig aan de ketting
een gratis te bedienen voetpomp voor je fiets
maar op vroege lichte zomeravonden
gaan alle deuren drievoudig op slot
met binnen stille scheldpartijen
op aanplakbriefjes bij het toilet
tegen al wie naast de pot pist
of het nest bevuilen durft
Bevolking beroemd voor haar burenruzies
om een in de waskeuken in de kelder
losbandig achtergelaten sok

Maar in obscure bars laten machtige mannen
zich als honden jankend afzwepen
door graatmagere meisjes in leder
met doorstoken aders
terwijl overjaarse junkies op de pleinen
verongelijkt naar een paar munten jengelen
om later met verwoeste levers
stil te creperen achter anonieme gevels
Sinds het park werd schoongeveegd
de wijk en buurt gefatsoeneerd
lichten de straten blauw

Desondanks blijft je herinnering haken
en kleeft in mijn kleren mijn huid
Little big city aan de Zurichsee
hoe wek je zo heimelijk in mij nog dit wee?

© jindoni
10 november 2009

27.2.11

Zonnewind




alsmaar wordt met bijltjes gehakt
uitgebeend met lancet en scalpel
spaanders en vezels vliegen in het rond
verstuiven onder de meedogenloze
magnetische zonnegolven
en sterren die elkaar
licht noch ogen gunnen

er wordt in modder gewenteld
de particuliere drek
vlijtig rondgespoten
eenieder tracht zich te redden
leven geest en vege lijf

ik zet me op de ruige vlakte
waar ik op eigen ademkracht
zacht en suizend uitwaaien kan
liever dan met wrakke knieën
over scherpe spitsen te lopen

raak vergeten in de leegte
waar het kleed mij liefdevol omhult
ik kan er kou en hitte worden
mij vermeien
in de smaak van hete thee
endemische en vreemde pepers vreten
men zegt zij koelen de inwendige mens
verassen weerbarstige virusnesten

straks na het snoeien ga ik weer
vertrouwde piepers planten
delf lauwe kuiltjes
trek rechte voren

© jindoni
27 februari 2011

25.2.11

De vlucht



















een dag in februari op het open veld
somber als toen, er hing geen wonder
in de lucht - de buizerd scheert laag
over, komt gewillig op de hand
het torenvalkje grilliger landt
liever op het dak

haar omgaan is bedachtzaam, met
respect, zo kenden we haar niet
ze houdt hem soeverein in toom
een roodgeveerde indiaan met felle
blik en ongenaakbaar, zij lijkt
zeker van zichzelf

wij staan er wat onwennig bij
en weer is er die dag: de eerste
kreet, haar hikjes en geluidjes
het grijpen, veilig hechten als
een diertje - en voor je 't weet
zijn twintig jaar voorbij

© jindoni
12 mei 2010


voor Kune, na nog eens tien jaar

14.2.11

Halle 15 februari



















het huis is leeg, in de verte
een sirene - luttel berichtje
vanmorgen: niet te vergeten
man veilig op het werk
onwetend

op een boogscheut van hier
worden mensen ontzet in
angst, schroot en pijn
fijne vlokken dwarrelen
het landschap ligt
bedrieglijk stil

af en toe de telefoon
mailtjes verstuurd
ouders, kinderen gesust
weer jankt een alarm
onrustig flakkert
de kaars

merels pikken aan het vet
een tortel jaagt ze weg
geklapper van vleugels
de dreigende dood
wiekt voorbij

© jindoni
15 februari 2010

10.2.11

een ongemak


het werd mij aangedaan
als een scherp gewet mes
mijn huid beroerd
door een erfwet bevlekt

telkens in de ban geslagen
van een vrouw die kinderen
verzamelde als bloemen
op een wijd gespreid kleed
zij groeien ins blaue hinein
tot haar versteende sterrenhemel
remmen hebben niet gewerkt
wrijving heeft
de atmosfeer besmet

door allen ben ik aangedaan
het meisje van twee kilo acht
vader in het dodenhuisje
ouders met kinderen in de nek
in volle vizier op een
plek genaamd Tahrir
de veelheid van tengere
tere wezens
hun dagen bros en breekbaar
vergankelijk gewas

zoals vandaag onder mijn schop
in de wintercompost
een slapende pad

die zat
ten enenmale
sie hat's mir angetan



© jindoni
10 februari 2011

30.1.11

Winterneerslag
















is dit wat over is
van de stemmige nacht
het kind een wurmpje
zonder levenskracht
zijn vrede een spinsel
een schim

van dansende vlammen in glas
wervelrokken op wankele hakken
de gril van gezangen
vals en schril

nu lichten woorden op uit zwart
glimmende kasseien
een geribbelde goot
druppels springen als vonken
vuurstokjes spatten in 't rond

zij worden letterlijk
schrammen van leven
krabbels en schreven
de zucht van een kras in je hart

is dit het vraag je
een bemost gezicht
hier zie je de grijns van
een starende spiegel
het spectrum van grijzend haar

© jindoni
29 januari 2011

18.1.11

de vlakte de laatste dagen


flappert het leer van tenten
kleren die ruiken naar oude aardappelen
hun bleke kiemen reikend naar de dag
licht versplinterd in geknetter
van ijzige lopen

schuim piept en kraakt onder
wolvenpoten
in de stilte na de knal
van een doofstomme jongen
soldaten schoten gaten in groepen
moeders
de meute uit op het verslinden
van kinderen

zingend werden zij omsingeld
in een rondedans die het land
terugbad in hun smalle handen

vingers wijzen naar de leegte
de koorts gevallen
vrolijk haast de slaap
van laatste bevroren dagen
een gevlekte eland zonder gewei
wordt niet meer gewekt
zijn foto's een jachttrofee

klappert de witte vlag
over de vlakte waart
de kwetsbaarheid van vaders












Wounded Knee, 29 december 1890

© jindoni
15 januari 2011

16.1.11

Zes stijlen


Jia Gu Wen

Kerven in schildpadschaal en
krassen in beenderen
't orakel profeteert


Zhuan shu

Egale bogen
in brons gegoten
in steen gegraveerd


Li shu

Het toefje paardenhaar
zet eendenbekjes op een rij
de ambtenaar regeert


Kai shu

Een soepele bolle voet
danst de tango heen en weer
het kind laat sporen van inkt



Xing shu

Een ode aan de rode wand en
zwerm van duizend kwikstaarten
de soeverein signeert


Ciao shu

De kwast draait pirouettes op zijdepapier
en de wadi in de Gobi-woestijn
ligt kronkelend onder mijn hand







© jindoni
27 december 2009

toemaatje bij het Lantingpaviljoen

13.1.11

Het Lantingpaviljoen




















Tussen bergen en meer wolken en luchten
wind en regen sneeuw en maan
verzamelden zich bevriende geleerden
uit talloze dynastieën en rijken
en lieten vrolijk en bevlogen
bekers drijven op de rivier
die meanderde in de lentenacht
en hun geest beneveld door wijn bevrijd
werd tot dichten gedreven

In dit weids panorama zonder horizon of eind
greep Wang Xizhi als eerste het lenige penseel
en schreef het voorwoord van een mythisch werk
schatplicht van latere generaties
dat in de keizerlijke tombe verdween
al vijftien eeuwen verloren nergens
in de bodem van dit immens grote land



Hij schilderde een orchideeënverblijf
uitbreidend tot een eerwaardig paleis
met stille zalen vol juwelen
bezield kunstig en wijs
waar kostbare bloesems uit de wand ontspruiten
in trekken wild en vluchtig als gras
tussen brede bamboestrepen en
toeven blaadjes met fijne slippen
in schreven van rotsen klassieke stijl

De stroom intussen hij dijde uit
verbreedde zich en snelde voort
veroverde regionen en bedwong de zeeën
bracht honderd geslachten geletterden en klerken
voort die eeuwig verder kopieerden en
steeds opnieuw interpreteerden
monniken die onder de pijnboom mediteerden
en daarna de inktstaaf wreven op een steen
op lotusbladen hun indrukken kalligrafeerden
voor de vallende avondmist alles vervagen
verbannen zou naar een archaïsche tijd














Hier maalt Ma Yuan klaterend water
spattend schuim op golven en deining
kabbelend op dun rijstpapier
en een dochter van de hemel
die heerst over het middenrijk
bewijst met sensibele streken
van haar vrouwelijk penseel
hem eer

Dit ritmisch geschrift van een oud meester
in lijnen ijl als riet maar scherp van geest
wij zullen nooit weten is hij het geweest
die de jonge Dogen heeft geïnspireerd
tot zijn rol met universele regels
neergelegd in delicate tekens



En Zhu Da de wilde monnik
die zijn pij over de haag wierp
beschreef stil leven onconventioneel
Hij de bergman van de acht groten
wie sierlijkheid stierlijk verveelde
schiep vitaliteit en kracht in beelden

Nu in onze tijd
wordt de vergankelijkheid
van normen en schoonheid gesuggereerd
door karakters eindeloos op elkaar gereproduceerd
om tenslotte verfrommeld uiteen te vallen
in papieren ballen
in de lucht verstrooid

© jindoni
21 december 2009

Ter gelegenheid van Europalia China, het Orchideeënpaviljoen

6.1.11

Koudvuur




in grijze lucht
geen kinderkreten
herinnering als hout
bleek afgesleten
het krijsen van ijzers
op de beek vergleden

rond de kachel in huis
een grimmig gegrol
dan stilte
tot de waterketel suist
in een geur van splinters
en kolengruis

bij valavond buiten
stampvoeten op de stoep
de intrede besmuikt
een klap met de klak
geen woord
geen geluid

in de oven hete stenen
voor het bed
en kille bloesems op de ruiten
harten doorkerfd van oude veten
en bittere strijd

niets is vergeten
alleen op ijs gelegd
in deze barre tijd

© jindoni
14 januari 2010